Nieuwe Marmotte, nieuwe kansen. Tourflitser toog naar Argèles-Gazost voor de eerste editie van de Marmotte Granfondo Pyrénées en vond twee goede redenen om terug te komen: 1) een waanzinnig parcours en 2) revanche.
Gepubliceerd in Fiets nr.10, 2016
Langzaam gebeurt het. De krachten vloeien weg. Paniek. Dit kan niet, dit mag niet. Te vroeg. Op de slotklim, oké. Dan krabbel je naar de finish en haal je trots dat brevet op. Maar nu al, op de voorlaatste klim? Aan de kant staat een bord: ‘Sommet 5 km’. De top van de Tourmalet is in zicht, dat geeft moed. De mini-fietsertjes hóóóóg boven me doen diezelfde moed weer in de schoenen zinken. Wat zijn ze ver en klein. Ik probeer te eten: geen trek. Ik neem een slok energiedrank: WC Eend. Staan? Kramp! Boer. Knetterscheet. Met de energie vloeit ook het laatste beetje fatsoen weg.
Mensen, het is mooi geweest. Die top ga ik verdorie halen, maar daarna is het klaar. Afdalen naar de auto, inpakken, wegwezen. Tourflitser: DNF.
Ik probeer te eten: geen trek. Ik neem een slok energiedrank: WC Eend. Staan? Kramp! Boer. Knetterscheet
Overeenkomsten
Nee, hier had ik vanmorgen bij de start geen rekening mee gehouden. Goud halen, het was me twee keer gelukt bij de Marmotte, dus waarom niet tijdens de eerste editie van de Marmotte Pyrénées? Hoewel de locaties zo’n 800 kilometer uit elkaar liggen, hebben beide Marmotten qua parcours opvallende overeenkomsten: zo zijn ze bezaaid met beroemde cols uit de Tour de France, en eindigen ze met een slotklim die nogal verraderlijk kan zijn na een lange dag in het zadel. In de Pyreneeënversie is dat Luz Ardiden, die zelfs in cijfers vergelijkbaar is met zijn Alpen-equivalent Alpe d’Huez: tijdens de 13 laatste kilometers van de dag overbrug je een dikke 1000 hoogtemeters.
Grote verschil tussen de twee Marmotte-versies? Vooralsnog is dat het deelnemersveld. Tegenover die 7000 mannen en vrouwen in Bourg d’Oissans steken de 800 in Argèles-Gazost maar schril af. En waar in de Alpen Nederlands de voertaal is, daar weerklinkt hier zowaar ook wat Frans. Tenminste, als de Spanjaarden en Basken hun mond houden, en dat komt niet vaak voor.
Aaaargh!
Gelach achter me. Cojones dit, cabrun dat, en daar tussendoor heel veel hombres. Spanjolen zouden een spreekverbod moeten krijgen als jij naar de vaantjes bent. Eentje passeert me, en nog één, om zich even verderop weer kwebbelend af te laten zakken. Ze spelen met me. Is natuurlijk niet zo, maar zo voelt het. Laat me met rust! Wil ik roepen. Geen fut.
In het skidorp drie kilometer onder de top stappen mensen af. Ze drinken een colaatje op het terras. Ik wil ook, maar ik weet dat dit niet gaat gebeuren. Ik stop pas als ik boven ben, klaar. Een fotograaf van het onvermijdelijke PhotoBreton kraait dat ik naar hem moet lachen. Precies op dat moment schiet een nieuwe krampscheut door mijn bovenbenen. Aaaaargh! Dat zal me een foto geworden zijn…
Maar dan: de top. Rust. Broodjes met worst. Tuc-koekjes. Alles beter dan die misselijk makende zoete meuk. Ik draai mijn hak naar rechts om uit te klikken, een teken voor beide benen om definitief op slot te schieten. Een hip bebaarde Brit ziet het gebeuren en biedt me zijn schouder aan. Gelukkig maar, zonder hem was ik vast en zeker tegen het asfalt gekwakt. “Dit overkwam mij tien minuten geleden”, grijnst hij. Ik stamel dat het mooi is geweest, dat ik ermee kap. “Dat zei ik óók tien minuten geleden. And look at me now.”
Ideale omstandigheden
Een dag eerder was het nog 37 graden geweest. Stel je eens voor dat je onder die omstandigheden een tocht van 165 kilometer met 5500 hoogtemeters zou moeten rijden. De organisatie moet dan ook een zucht van verlichting geslaakt hebben toen de vooruitzichten voor de volgende dag binnenkwamen: 23 graden, met aan het einde van de dag een kleine kans op wat regendruppels. Praktisch ideale omstandigheden voor de historische eerste editie van de Marmotte Pyrenees.
“On y va!”, klinkt het om half acht. Als een van de laatsten rijden mijn maatje en ik drie minuten later over de startmat – kom daar maar eens om bij de originele Marmotte, waar je met een beetje pech meer dan uur moet wachten. Het eerste deel gaat valsplat omhoog over een brede weg door een prachtige gorge. Om ons heen vormt zich een groepje waarin we ons rustig laten meevoeren naar Luz Saint-Sauveur. Het tempo is niet verkeerd, de inspanningen minimaal: alles gaat vooralsnog volgens plan!
Bon courage
Ik heb mijn fiets ergens in de berm gegooid, maar waar? Het boeit ook niet meer. Al bijna een half uur sta ik stil. Als een dwaas heb ik de fouragepost geplunderd. Ladingen broodjes, vruchten en koekjes dobberen nu ergens in mijn maag op een grote plas cola. Ik heb mensen zien komen en gaan die ik eerder was gepasseerd. Stiekem zoek ik mijn maatje, waarvan ik onderaan de eerste col afscheid had genomen. Hij heeft de sleutels van de huurauto die beneden in Luz Sint Sauveur staat. Ik kan niet wachten tot ik er strakjes mijn fiets in op kan bergen. Want die klim naar Luz Ardiden, daar gaan ze me vandaag niet meer zien.
Goed, eerst nog even naar beneden. Waar is mijn fiets…? Ah, daar. Damn, wat is dit een fijne afdaling. Technische en snelle stukken wisselen elkaar af, en in een (voor mij) vloeiende lijn bereik ik in no-time het dorp. Eens even kijken: voor de auto moet ik bij de volgende kruising naar rechts. Maar die is speciaal voor de deelnemers van de Marmotte afgezet. Er staan mensen. Wildvreemden die mij hartstochtelijk toejuichen. ‘Kom op, de laatste klim, bon courage!’ Hier afstappen is me mijn eer te na. En dus sla ik beleefd af naar links. Waar de weg gestaag steiler wordt. En voor ik het doorheb, ben ik onderweg naar de top van Luz Ardiden…
Wildvreemden juichen mij hartstochtelijk toe. ‘Kom op, de laatste klim, bon courage!’ Hier afstappen is me mijn eer te na
Een lange dag
Houd je in, houd je in. Het is mijn mantra tijdens de eerste beklimming van de dag: de zuidzijde van de Tourmalet. Met enige regelmaat check ik mijn fietscomputer, gedisciplineerd neem ik iedere vijf minuten een slokje en ik houd nauwlettend in de gaten wanneer ik mijn eerste reep soldaat moet maken. Boven besluit ik door te rijden: stoppen gebeurt pas als mijn drinken op is, om zo weinig mogelijk tijd te verliezen. Vanaf daar gaat het probleemloos over de prachtige Hourquette, door heerlijk ruikende naaldwouden en langs een fraaie bergkam. Genieten.
Op de Col d’Aspin is van inhouden geen sprake meer. Ik rijd nog steeds even hard als op de eerste klim, maar daar moet ik nu alle moeite voor doen. Mijn bussen zijn weer gevuld, met een goedje van de organisatie dat net zo chemisch smaakt als dat het eruit ziet. Maar drinken is noodzaak. Het levende bewijs passeer ik niet veel later: een jonge Deen kreunt van de pijn en masseert zijn bovenbeen. Even verderop de eerste loper, op z’n sokken.
Onderaan de noordzijde van de Tourmalet ben ik zelf de klos: hevige pijnscheuten aan de binnenzijde van mijn been. Kom, niet zeuren, doortrappen. En neem nog een slokje. Gelukkig, de kramp trekt weg, maar de tred stokt. Ik zoek wanhopig naar mijn ritme en probeer het tempo erin te houden. Een slok. Een reep. Nog een slok. En langzaam gebeurt het. De krachten vloeien weg. Paniek.
Geen straf
Bizar is het eigenlijk. Nog geen half uur geleden stond ik dodelijk vermoeid en terneergeslagen op een in de zon badende Tourmalet, nu rijd ik in gestaag tempo door mist en motregen naar de finish op Luz Ardiden. Zo zie je maar dat stemmingen en fysieke gesteldheid elkaar in het fietsen net zo snel afwisselen als weersomstandigheden in de bergen. Natuurlijk, alles doet pijn: dat is niet meer dan logisch na meer dan acht uur in het zadel. Maar de snelheid is terug, de hartslag is normaal en ik kan weer genieten van het afzien. Wauw, wat is dit toch een machtig mooie sport.
Dat gouden brevet? Die mis ik boven op een kwartier. Maar wat geeft het? Zo heb ik een reden om weer een keer terug te komen. Voorwaar geen straf.
Leuk geschreven en zeer nuttig qua ervaringen om mee te nemen deze week in editie 2017!
Dankjewel, Johannes. En veel succes komend weekend! Hautacam aan het slot: pfff… Ik had er niet aan moeten denken.