De eerste e-bike was een snelheidsduivel – Valse Start #6
De eerste e-bike was niet bedoeld voor een rondje door de polder, maar om keihard mee te racen. Wie bedacht hem? En waarom mislukte hij?
Dit artikel is gepubliceerd als onderdeel van de rubriek Valse Start in Fiets nr. 4, 2020
Aan iedere geniale vernieuwing gaan de nodige hele en halve mislukkingen vooraf. Deze serie eert fietsen en fietsonderdelen die hun tijd te ver vooruit waren. Dit keer: de eerste e-bike.
De eerste e-bikes, kwamen die niet in de jaren negentig?
Klopt, van de negentiende eeuw welteverstaan. De Amerikaan Ogden Bolton Jr. wordt vaak genoemd als oervader van de elektrische fiets. Zijn model uit 1895 had een DC-motor in de achternaaf en een enorme 10 volt-batterij, die aan de bovenbuis hing. Kort daarop bedacht landgenoot Hosea W. Libbey een fiets met een middenmotor. Letterlijk, want de constructie (inclusief accu) coverde het gehele frame.
Functioneerden ze een beetje?
Dat weet niemand, want voor zover bekend zijn de fietsen nooit gebouwd. Het enige bewijs voor het bestaan is de patenten die erop zijn aangevraagd. Het is overigens nog maar de vraag of de e-bike daadwerkelijk een Amerikaanse vinding was. Aan de andere kant van de plas zaten ze namelijk ook niet stil.
De e-bike werd op twee plaatsen tegelijk uitgevonden?
Daar lijkt het op, ja. Met als grote verschil dat de Europese fiets wél gebouwd is. Kevin Desmond schrijft in zijn boek Electric Motorcycles and Bicycles dat de Franse technicus Adolphe Pingault en zijn compagnon Clovis Clerc al in de winter van 1894/1895 hun eerste elektrische fiets in elkaar zetten – dus nog voor Bolton Jr. zijn techniek patenteerde. Na een korte testperiode besloten de twee om het grootser aan te pakken: ze bouwden een heuse e-tandem, die ze in 1896 voor het eerst demonstreerden op het Vélodrome Buffalo in Parijs.
Waarom was de eerste e-bike een tandem?
Heel simpel, twee fietsers met trapondersteuning gaan sneller dan één fietser met trapondersteuning. En die snelheid was nodig, want Pingault zag voor zijn tandem een rol als gangmaker weggelegd. Het gevaarte had twee elektromotoren onder het frame, aangedreven door vier accu’s die in ebbehouten kisten tussen de benen van de berijders hingen. De fiets maakte snelheid door een combinatie van spier- en motorkracht. Als de berijders meer trapondersteuning wilden, kon de voorste man met behulp van een schakelaar bij het rechter handvat bepalen hoeveel accu’s hij inzette. Maximaal kon het systeem in één uur 25 watt per kilogram rijdersgewicht produceren.
Dat is niet mis!
Zeker niet, en dat maakte de e-tandem tot een ware attractie. Rond de eeuwwisseling maakte de fiets een zegetocht langs Europese en Amerikaanse velodrooms, waar de Franse topcoureur Albert Champion alle snelheidsrecords brak. In het Parc des Princes in Parijs reed hij in 1898 de 1000 meter in 56 seconde: 64 kilometer per uur dus. Allemaal dankzij zijn gangmakers Dacier en Jalabert op de Humber Electric Tandem – zoals de fiets van Pingault ging heten.
Waarom is dit verhaal zo onbekend?
Waarschijnlijk omdat de racetandem geen opvolger kreeg.
Gek toch, als hij zo’n succes was?
Hij had ook wel wat nadelen, hoor. De fiets was zwaar, groot en daardoor lastig te vervoeren. Zoals alle vroege elektrische apparaten ging het systeem om de haverklap stuk. En dan was er nog de veiligheid. De zware accu’s en motoren maakten de tandem instabiel en de dunne rubberbanden konden het gewicht en de snelheid nauwelijks aan. Dus toen zich een fiets aandiende die veiliger, betrouwbaarder en nog veel sneller bleek, was het snel gedaan met de e-tandem.
Nóg sneller?
Ja, tegen de power van een verbrandingsmotor was niet op te boksen. En dus nam de tweetakt motorfiets al snel de gangmakersrol op de baan over van de elektrische tandem. Tot nu. Want jawel, de rollen lijken zich weer om te draaien. Fossiele brandstoffen hebben hun langste tijd gehad en elektrisch rijden is de toekomst. Ook op de wielerbaan, waar de elektrische derny zijn intrede heeft gedaan. Mocht je als liefhebber de uitlaatgassen en het lawaai missen, zie die veredelde snorfiets dan maar als een ode aan de eerste gangmakers in het baanwielrennen: de besnorde durfals op de elektrische tandem van Pingault. Ook mooi.
En dan was er nog de s-bike
De eerste fiets met ondersteuning liep niet op elektriciteit, maar op kolen. Al in 1868 bouwde de Amerikaan Sylvester Roper een tweewieler met een complete stoommachine aan boord, inclusief ketel en houtskoolvuur. Het water liep vanuit een reservoir in het zadel naar de boiler. Op tentoonstellingen was de ‘s-bike’ een topattractie, kopers stonden alleen niet in de rij. Toch bleef Roper heilig geloven in het kolenconcept. Decennia later bouwde hij een compleet nieuw model, die hij in 1896 mocht showen als pauzeact op de wielerbaan van Boston. Tijdens een poging om zijn zojuist gezette mijlrecord te verbreken (2 minuten en 12 seconden) kreeg hij een hartaanval. Roper viel en stierf ter plekke. Kun je zijn stoomfiets een vroege versie noemen van de e-bike? Een beetje wellicht. Maar de uitvinder wordt tegenwoordig toch vooral gezien als oervader van die andere rappe tweewieler: de motorfiets.
Een klootzak zijn ging bij Lance vanzelf (review)
Deze wielerdocumentaires slepen je de fietsloze zomer door
Strava trekt betaalmuur verder op: goed idee of doodsteek?
Hoe Zwift je seizoen kan maken én breken